Recensie van het Delft Chamber Music Festival: Openingsconcert mmv. Liza Ferschtman, Alina Ibragimova, Amihai Grosz, Gijs Kramers, Anne Gastinel e.a., 26/07/2013
Één mooie zomerweek van iedere jaar is Delft in de ogen van muziekliefhebbers nét iets mooier dan anders. Dat is natuurlijk de week van het Delft Chamber Music Festival, dat vanavond in een nieuwe editie officieel van start ging. Artistiek leider en violiste Liza Ferschtman weet een internationaal gezelschap van topartiesten naar Delft te trekken, en er wordt gedurfd en gevarieerd geprogrammeerd. Desgevraagd stelt Liza Ferschtman dat het “ijzeren repertoire” van strijkkwartetten en pianotrio’s al gedurende het jaar voldoende aan bod komt op nederlandse muziekpodia. Op haar eigen festival wil ze daarom juist de andere kanten van kamermuziek laten zien en horen, muziek die bijvoorbeeld om bezettingen vraagt die niet in vaste formaties rondhangen – en daarom minder vaak uitgevoerd wordt. Het resultaat van deze zienswijze is een programma dat goed past bij haar “dream team” van muzikale vrienden: Veel zangers, pianisten, blazers, en handgeplukte strijkers, en minder vaste ensembles.
Desondanks heeft Liza Ferschtman een publiekelijk geheime zwak voor het klassikale altvioolkwintet – hiermee wordt meestal bedoeld een strijkkwartet dat met één extra altviool is uitgebreid (hoewel sommige geradicaliseerde DVS-leden eerst zouden denken aan een ensemble bestaande uit 5 altviolen!). Op deze opening night heeft ze maar liefst twee zulke kwintetten geprogrammeerd – hetgeen automatisch leidt tot extra aandacht vanuit de webredactie van de DVS.
Het feestje wordt geopend met een juichende Bach-cantate, met veel virtuositeit en schitterend gezongen door soliste Lenneke Ruiten, beantwoord door vrolijke trompet-trillers van Adam Rixer. Uit een altviolistisch oogpunt is dit stuk echter niet zo interessant, dus moet u mij vergeven dat ik halsreikend uitkijk naar de twee kwintetstukken.
Daar komt dan het 3e strijkkwintet van Mozart KV515. Alina Ibragimova brengt het publiek in vervoering met haar speelse en zeer expressieve toon. Uit het eerste deel blijft vooral het wisselgesprek tussen viool en cello in het geheugen kleven, in het 3e deel speelt Ibragimova een uitgebreid vogeltjilp-duet met 1e altist Amihai Grosz; daar spat het muzikale lentegeluk vanaf! Het eveneens zeer charmante Rondo-achtige slotdeel tovert brede glimlachen tevoorschijn bij het publiek, en oogst gelijk een staande ovatie.
Na de pauze volgt het pièce de résistance van dit concert, het machtige strijkkwintet van Anton Bruckner. Het eerste deel is een hele opus op zich, met klanken in alle formaten, kleuren en toonsoorten. Opvallend zijn o.a. diverse solo-recitatieven die de ronde doen in het ensemble, dan weer afgewisseld door unisono figuren die de weg omhoog wijzen. Het daarop volgende scherzo heeft een grappig rytmisch idee, ik moet denken aan een gesyncopeerd kinderliedje “with a twist”. Door de vrij hoge temperatuur in de zaal is het moeilijk om hier de wispelturige modulaties goed te volgen – het kwintet staat dan wel in een centraal gelegen F groot, maar Bruckner laat ons menig tussenstop van de kwintencirkel zien!
En dan, eindelijk, komt het beroemde Adagio. Dit deel staat in de voor strijkers nogal onwennige toonsoort van Ges groot, waardoor er geen open snaren meer kunnen meetrillen, behalve als hogere-orde boventonen. Misschien komt hierdoor juist die extra spirituele gloed, allemaal warme wollige klanken. Altist Amihai Grosz – door zijn gastvrouw in het programmaboekje liefkozend getypeerd als “de kleine knuffelbeer van de muziekfestivals” slaat hier zijn slag met de inzet van het 2e thema (eigenlijk gewoon een omkering van het 1e thema), waarmee hij een collectieve zucht van puur altviolistisch genot in de zaal opwekt. De rest van het deel zwemmen we in hemels geluk. Het heeft een verwantschap met de buitenaardsheid van Beethovens Heiliger Dankgesang.
In het slotdeel vallen de heerlijk resonante C-snaarklanken uit de altviool van Gijs Kramers op. Je ziet gelijk wie de altviolisten in het publiek zijn, ze gaan verzitten, alsof ze een hondenfluit hebben gehoord. Er komen nieuwe variaties en combinaties van figuren uit de eerste 2 delen, en zo lijkt het alsof deze delen het aardse stutwerk aan de voet van de “Jakobs ladder” (het Adagio) vormen. De finale is ouderwets symfonisch (Bruckner kreeg heel wat critische commentaar hierop), waarbij de 1e altviool de slotmaten dirigeert met zijn accoorden.
Heel knap van deze musici om zo’n reusachtig stuk binnen enkele dagen met elkaar in te studeren. De violistes (Ferschtman en Ibragimova) komen al in de loop van de avond steeds beter op dezelfde golflengte, je ziet hoe ze zich aan elkaar aanpassen, adem, beweging, streek. De C-snarige instrumenten brachten als groep de nodige diepgang in de klank, maar aller meest heb ik toch genoten van de smeltwarme klank van Amihai Grosz.
Volgende week komt o.a. de noorse altviolist Lars Anders Tomter naar Delft, dus de kans is groot dat er nog meer verslagen van het festival op deze pagina zullen volgen.
Kristofer G. Skaug