Een heerlijke avond ALTVIOOL!

door Kristofer G. Skaug, DVS redactie
Gehoord in Oude Kerk Rotterdam Charlois, 23/06/2019 20:15u
Foto’s door Jan Hordijk, genomen in de Bergsingelkerk Rotterdam, 22/06/2019

Een half jaar na het succesvolle International Viola Congress 2018 in Rotterdam zijn we weer in altvioolverband terug in de havenstad voor een avond vol altvioolmuziek. Het gezelschap Rotterdam Chamber Music Society (afgekort RCMS – niet te verwarren met de Kamermuziekvereeniging Rotterdam!) bestaat uit een kern van musici uit het Rotterdam Philharmonisch Orkest, die in kamermuzikale programma’s op avontuur gaan samen met zeer getalenteerde jonge musici in de eindfase van hun studie.

RPhO-altvioliste Veronika Lénártová heeft het voor elkaar om (samen met haar collega’s) een concertprogramma rondom de altviool samen te stellen, waardoor niet minder dan zes altviolisten deze avond te horen waren.

Ze stonden er meteen al met z’n zessen op het podum, om de “Introduction and Andante” op.5 van Benjamin Dale ten gehore te brengen. Dit stuk staat in de volksmond bekend als de “Verklärte Nacht” onder de altvioolsextetten (waarvan er momenteel 40 geregistreerd staan in de DVS catalogus voor altvioolensemble-muziek). Deze bijnaam is niet alleen te danken aan de gelijktallige bezetting en ongeveer-gelijktijdige compositieperiode (10 jaar na Schönberg’s beroemde opus 4): de muziek benadert soms ook echt de sfeer van die zwoele zomernacht in het bos (althans de minder wanhopige kant ervan).

Foto: Jan Hordijk

Bijzonder aan een altvioolsextet is (onder andere) dat je te maken hebt met zes in principe gelijkwaardige instrumenten met hetzelfde bereik. De componist heeft zo de kans om melodiestemmen veel vaker uit te wisselen tussen de spelers zonder dat er een bijkomende registersprong nodig is. Maar de compositie van Dale is ook weer niet overdreven egalitair, er is wel degelijk gemiddeld genomen een waarneembare rolverdeling, waarin de 1e stem (in de persoon van RPhO-aanvoerder Roman Spitzer) toch net iets vaker dan de rest met solistische uitspattingen mag schitteren, terwijl er aan de rechterkant van het podium twee altviolisten staan die bovengemiddeld vaak als bas-groep ingezet wordt.

Verder heeft een zesstemmig altvioolensemble een unieke klank, die geheel niet lijkt op de kamerorkest-achtige volheid van een gewone strijksextet. Onder andere is dat heel goed te merken in de slotpassage van het Andante, waar een adembenemende bos boventonen de ruimte vult, gedragen door de liggende noten in de twee bas-stemmen en aangevuld door een wolk van flageoletten en overige spectrale verschijnselen in de hogere stemmen. Genieten!

Van zes terug naar twee spelers: Francis Saunders en León van den Berg brengen het (onder altviolisten wel bekende) Lament van Frank Bridge. Er staan weliswaar twee mannen, maar de muziek is grotendeels vierstemmig, met canon-achtige passages die draaien rondom het melancholische hoofdthema. Het voornamelijk ingetogen duet mondt uit in een stille c-mineur. Erg mooi gedaan – vergeleken met de vele uitvoeringen en opnames die ik al gehoord heb, mag deze er zeker wel wezen!

Foto – Jan Hordijk

Dan is het tijd voor strijkkwintetten, natuurlijk wel in de variant “kwartet met toegevoegde altviool”, die ook wel “altvioolkwintetten” worden genoemd. Hoewel zeer productieve strijkkwintet-componisten als Boccherini en Onslow een voorkeur hadden voor de bezetting met toegevoegde cello of bas, is het altvioolkwintet geen ongebruikelijke genre: Bekend en geliefd zijn o.a. de altvioolkwintetten van Beethoven, Mendelssohn, Brahms en Bruckner. Mozart schreef er zelfs een stuk of zes, en daarvan wordt het c-mineur kwintet KV406 dat deze avond op de lessenaars staat  relatief vaak gespeeld.

Het stuk opent met een unisono drieklank in de hoofdtoonsoort, met zinderende losse C-snaren alom dus. Opmerkelijk is dat dhr. Spitzer in deze bezetting zijn aanvoerderschap voortzet in de rol van viool-primarius, en hier behoorlijk mee uit de voeten kan. Het geluid van een altvioolkwintet zou men als “een kwartet op steroïden” kunnen typeren, want met de 2 alten puilt het “middenrif” van de klank behoorlijk uit. De klankvorming van dit RCMS-ensemble vond ik nog extra indrukwekkend, wellicht lag dat aan het feit dat er eigenlijk drie altviolisten op het podium zaten? Het is aan niets te merken dat het hier gaat om een gelegenheidsformatie, met de jonge portugees José Nunes (Master-student in Amsterdam) op 2e altviool.

Foto – Jan Hordijk

Het tweede deel (Andante) is een gloedvolle serenade die zich gelijk nestelt in je geheugen. De innemende melodie wordt het vaakst door de violen vertolkt. In de diepte bieden de alten en cello een soort amen-refrein aan. Dit is muziek die je eindeloos zou kunnen aanhoren!

In het daarop volgende Minuetto in canone spreekt de meer cerebrale kant van Mozart – met een knik naar Haydn. Het dansmuziekje wordt aanvankelijk in 2- en 3-stemmige canon verdeeld over het ensemble. Soms wordt er gedubbeld, maar de allianties wisselen voortdurend. Helemaal geinig is het middensegment, Trio al rove(r)scio, een dubbelcanon waarbij het ene thema de omkering is van het andere. Dit vond Mozart kennelijk wel al genoeg gepuzzel voor 4 stemmen, dus de 2e alt doet hierin even niet mee.

Het laatste deel (Allegro) heeft weer zo’n onvergetelijk mineur-thema, dat in verschillende variaties wordt behandeld. Hierbij komt weer veel Mozartesk speelsheid om de hoek kijken. Kostelijk is o.a. de 3e variatie, waar de 2e viool en 2e alt samen een gesyncopeerde scheervlucht langs de hoofdnoten van het thema maken. Na nog zo’n 2-3 variaties laat Mozart de teugels los: Recapitulaties lopen over in gekke muzikale plot twists … maar uiteindelijk is hij daar dan toch: de C-majeurversie “die je wist dat zou komen” om alles vrolijk af te ronden.

Na de pauze klinkt het “Amerikaanse” kwintet van Dvorak, op.97 – een soort tweelingstuk van diens zeer bekende American quartet op.96, waarbij de toegevoegde gast-altviolist als party crasher best veel aandacht opeist. In de vertolking van de pas-afgestudeerde Stefano Sancassan mag de 2e altviool het bal openen met een solo-introductie van het hoofdmotief, en hij krijgt nog verdere solistische spotlights zowel bij de finale van het 1e deel en bij de opening van het spetterende scherzo-deel. Maar de mooiste solo van het geheel is weggelegd voor de 1e alt (in dit geval Veronika Lénártová), een melancholische en vrij idiomatische Dvorak-melodie in het mineurige “trio”-segment.

De 1e altviool mag zich weer heerlijk uitleven in de expositie van het Larghetto-thema van het 3e deel, een rustig liedje (in een nogal exotisch As-mineur) dat een soort serene kerstsfeer uitstraalt. Dit wordt vervolgens onderworpen aan diverse nogal somber gestemde variaties. In de coda van dit deel komt een hartverwarmend majeur alle somberheid wegvagen: puur geluk!

Het laatste deel is een feestelijk rondo. Het tempo vond ik aanvankelijk wat te voorzichtig, waardoor het betere huppelgevoel uitbleef (misschien was dit door de vrij ruime akoestiek ingegeven?). Dvorak bedacht in dit deel allerlei gekkigheden, waaronder een soort indianendans, en diverse grappige tussenwerpingen vanuit de 2e alt. Naarmate het stuk vorderde kwam het springerige rondo-thema wel steeds beter tot zijn recht. De finale wordt ingezet door (wie anders) de twee altviolen, met een unisoon in triolen geborstelde “Vader Jakob”-motief. Dit vervormt echter snel in een harmonische wenteltrap, die uitkomt bij een (op zijn zachtst gezegd) enthousiasmerend en molto accelerando galop naar de slotstreep. Ik heb dit feestje nooit stilzittend kunnen aanhoren, door allerlei spiegelneuronen die mijn strijkersreflexen volop gaan aanspreken. Ik excuseer mij bij deze nogmaals voor de elleboogstootjes die mijn buurvrouw mocht incasseren in dit verband!

Foto – Jan Hordijk

Wat een prachtig concert! Hulde aan RCMS voor het moedig programmeren van deze vooralsnog “niche” altvioolmuziek, ik hoop dat de collecte bij de uitgang genoeg heeft opgeleverd. Er was in ieder geval (beide avonden) aardig wat publiek en heel veel waardering!

Kristofer G. Skaug