Bewust Strijken op de Altviool

Ingenieur en amateur-altist I.H. Bol gaat op een IH_Bolontdekkingstocht in de mechanica van de streektechniek, om de relatie te zoeken tussen (rechter)handhouding en klank, met dynamiek als hoofdvariabele.

 

Voor wie is dit verhaal geschreven?

Voor diegenen die geïnteresseerd zijn in de rechterhand-arm beweging en de “krachten” van de duim, vingers en pink op de stok met als doel: een beter muzikaal- of klank resultaat.

Inleiding

Het is alweer heel wat jaren geleden dat ik het idee kreeg om met behulp van een microfoon en een cassetterecorder een kort muziekstuk op te nemen in de huiskamer.

Jawel, van mezelf. Een melodisch muziekje met lange lijnen. (Sicilienne van v.Paradies)

Bij het afspelen van de opname heb ik even achter m’n oren gekrabbeld want ik hoorde al snel dat aan de afwerking van alles mankeerde. Conclusie was snel gemaakt, hier moest iets aan gedaan worden door ondergetekende als amateur-altviolist.

De kunst was nu om te bedenken welke ‘stappen’ moet ik nemen om een stuk met een eenvoudig notenbeeld muzikaal te spelen.

Om dit aan te pakken moet er om te beginnen onderscheidingsvermogen aanwezig zijn om klankeffecten, vooral kleine, waar te nemen en dat ‘onder woorden’ te brengen. Het heeft in dit verband geen zin om te zeggen dit is mooi en dat is niet mooi omdat je dan te vaag bent. Leuke opgave is bijvoorbeeld om enkele verschil-details te ‘noemen’ in de klank en klankeffecten van bijv. Frans Bauer met Marco Bakker of Esther Apituley met Mikhail Zemtsov. Of: breng bijv. onder woorden wat nu precies ‘zagen’ is op de altviool.

Wanneer het nu zo is dat de lezer van dit verhaal tegen zichzelf zegt: dit onderscheidings-vermogen heb ik niet of nauwelijks, dan kan de inhoud van dit verhaal nauwelijks tot een verbeterd klankresultaat leiden. Ik ben gewoon eerlijk omdat ik na veel jaren ervaar dat amateurspelers, gelukkig een minderheid, niet horen dat hun klanken niet muzikaal klinken en niet afgewerkt zijn. Jammer is dat maar onderscheidingsvermogen ontstaat door goed te luisteren naar solisten (bijv. Youtube) of naar je buur in het orkest en door als het ware “in de toon” te gaan zitten, desnoods met ogen dicht tijdens het beluisteren van strijkmuziek van een orkest, solist of van jezelf.

Na het beluisteren van de eigen-opname kwam het volgende naar voren:

  • vibrato niet goed gedoceerd of onvoldoende
  • dynamische effecten niet op hun plek (cresc, decresc, mf, mp, enz)
  • stokindeling niet in orde (zaagklank en inzakkende klank bij onvoldoende stok)
  • ontbreken van regelmatige en open klank (bijv. ruis en krassen)

Ik heb in die periode geen extra les genomen maar mezelf aangepakt met de gedachte: het moet toch mogelijk zijn om een eenvoudig stuk muzikaal te spelen. Het gaat dan om de kleine kneepjes en ik ben er wel achter gekomen dat, al staat er nog zo’n goede docent naast je: de kleine kneepjes, die moet je zelf ontdekken én toepassen. Omdat we het over ‘strijken’ gaan hebben, laat ik vibrato hier buiten beschouwing (voor vibrato zie Youtube op: violin lesson.vibrato) Het gaat dus om “rechts”.

Stappenplan

Om e.e.a. systematisch uit te leggen heb ik een aantal stappen bedacht.

Het lijkt erop dat de stappen strikt genomen achter elkaar genomen zullen worden.

Je hebt vanzelfsprekend de vrijheid om je eigen stappenplan te maken rekening houdend met het onderstaande. Deze gaan in eerste instantie om het waarnemen van de houding en de bewegingen van rechts. Vervolgens komen de benodigde vinger- en duimkrachten aan de orde.

Stap 1. Waarnemen van de rechterarm en zijn beweging.

  • Heel belangrijk bij het strijken is om er achter te komen: hoe bewegen de bovenarm, onderarm, pols, vingers, duim en pink. We kunnen naar onszelf kijken(spiegel) en naar andere spelers. Dat is het leuke van strijken dat je precies kunt ‘zien’ hoe jezelf, een solist of buur beweegt. Ook nu letten op de details.
  • Tijdens het waarnemen bij jezelf of anderen merk je al snel dat er verschillende handhoudingen zijn en de daarbij behorende bewegingen. Al die verschillen hebben invloed op het eindproduct: de klank.

Stap 2. Waarnemen van de rechterhand

  • Globaal zie je dat er 2 handhoudingen gebruikt worden door spelers. Er zijn historische benamingen voor maar gemakshalve noem ik deze de “knijphouding” en de “klauwhouding”. Deze 2 houdingen werden jarenlang toegepast, ook in de beroepswereld.

De knijphouding werd steeds minder Knijphoudingtoegepast en afgelopen 1 januari met het nieuwjaarsconcert uit Wenen op de tv had geen enkele strijker nog de knijphouding. (zie foto) Belangrijk voor jezelf is te weten welke handhouding je tot nu toe hebt gehanteerd(in de spiegel) De handhouding is van grote invloed op het aansturen van de stok en dus op de klank

Stap 3. Waarnemen stand gewrichten.

Vaak hoor je dat rechts alles soepel en makkelijk moet bewegen. In alle verhalen op internet mis ik het volgende.

Wil je optimale vrijheid voelen dan zijn ‘alle’ gewrichten in de ‘halve stand’ indien  de strijkstok halverwege op de snaar staat. Denk aan een deurscharnier dat half open (dicht) staat. Dus ook de gewrichten van de vingerkootjes en de pols. Het ziet er dan natuurlijk en relaxed uit. Het ziet eruit alsof de hand een klauw is.

Wanneer je vervolgens naar punt of slof strijkt dan heeft ieder gewricht een rotatievrijheid en zullen spieren en gewrichten pas bij punt of slof zich in hun uiterste stand bevinden. Overbelasting wordt hiermee voorkomen.

Dit komt ook de klank ten goede want de klank heeft een hekel aan gespannen spieren, wat kleine vibraties in de klank geeft.

Stap 4. Waarnemen van de gevolgen van de knijphouding.  

Wat gebeurt er nu bij een knijphouding van de rechterhand?

De vingers zetten krachten “zijdelings’’op de stok en slof. De duim doet dit als reactie hierop ook grotendeels zijdelings op de stok. Het gevolg is dat deze knijpkrachten veel groter zijn dan nodig is om bijvoorbeeld ff te spelen.

Denk aan het optillen van een doos met een gewicht van 10 kg. Wanneer de handen alleen de zijkanten raken tijdens het tillen, zal iedere hand minstens 30 kg moeten drukken om tillen mogelijk te maken. Wanneer de vingers aan de zijkanten “onder” de doos geplaatst worden, dan hebben we slechts 2 maal 5 kg/hand nodig voor het tillen.

Te veel kracht in vingers en duim, met als reactiekracht in de arm, geeft geen open klank. Nogmaals, klank heeft een hekel aan te hoge spierspanning.

Wat ik waarneem is dat bij de knijphouding, de pink -of niks doet -of gestrekt tegen de stok geplaatst is, dikwijls ook zijdelings. Dit laatste is alleen maar hinderlijk omdat dit een ongecontroleerde kracht geeft die op de andere vingers weer een onnodige reactiekracht geeft.

Denk aan het besturen van een auto waarbij 1 arm een normale houding heeft en de andere arm gestrekt is bij het vasthouden van het stuur..

Een ander nadeel is dat de onderzijde van de stok dikwijls niet benut wordt, omdat gewrichten zoals de pols, constant in hun uiterste stand staan. Minder streek bij lange noten en actief spel, dat vooral op de onderste helft wordt bespeeld, komt er niet uit.

Het ziet er ook enigszins gehandicapt uit.

Daarbij komt dat de rechterhand zelfs het zicht op de bladmuziek belemmert bij gebruik van de onderste helft.

Nog een nadeel is dat staccato en spiccato niet te doen zijn. Vaak zie ik dat er dan gesmokkeld wordt met kleine streekjes o.i.d. wat niet de bedoeling is.

Nu ‘nog’ een nadeel is dat de stok een wat, en dan overdrijf ik, een zwabberende beweging maakt over de snaren wat niet ten goede komt van de klank.

Stap 5. De klauwhouding.

Hoera, dit is het ideale recept. Grapje, maar de klauwhouding zorgt ervoor dat de krachten van de vingers en de pink ‘op’ de stok worden ingeleid en de duimkracht ‘onder’ de stok. Het betekent dat je deze krachten bewust kunt doceren afhankelijk van wat voor klank de muziek vraagt. Deze krachten zijn dan qua grootte juist. Overbodige extra krachten zoals bij de knijphouding, zijn dan niet aanwezig.

Ik heb het gehad over de gewrichten die zich als scharnieren gedragen tijdens het strijken. Strikt genomen is de rechterhand continu in beweging. Als we praten over een

houding dan heeft dat iets statisch. De klauwhouding is juist in staat om alle gewrichten continu te laten werken waarbij de meeste gewrichten in hun uiterste stand mogen komen indien gestreken wordt bij de punt of de slof. Deze manier van strijken ziet er ook sierlijk en soepel uit.

Vraag is: hoe groot zijn nu de krachten van de vingers, pink en duim op de stok?  We moeten dan rekening houden met het gewicht van de stok, wat ook een kracht is en de kracht van de snaar op de stok. (stok wordt door de snaar omhoog gedrukt).

Het gewicht van de stok is tegen de 70 g en de stand van de stok is horizontaal aangenomen. De kracht van snaar op stok is natuurlijk afhankelijk of de klank ff of pp is en alles wat daar tussen zit.

Bij ff zijn de drukkrachten van duim en wijsvinger hoog indien aan de punt wordt gestreken.

Stokhanden

Met een keukenweegschaal heb ik afgeschat dat de snaar dan 150 g tegen het haar drukt. Vervolgens kan je dan met een niet ingewikkelde mechanica-som uitrekenen wat de vingers, pink en duim voor krachten moeten uitoefenen om die 150 g voor elkaar te krijgen. Ik zie die 150 g als een stevig fortissimo en is dan een uiterste grens en is voor de altviool hoger dan voor de viool.

We krijgen die 150 g zonder overtollige krachten voor elkaar met duim en wijsvinger.

Midden- en ringvinger doen bijna niets en zorgen voor stabiliteit. De pink doet niets en kan de stok zelfs loslaten.

De wijsvinger moet alles doen met als reactie een kracht op de duim. De 150 g kan het gemakkelijkst tot stand komen door de wijsvinger in de richting van de punt te verplaatsen en wel 5 cm zijnde de afstand tussen wijsvinger en duim .

De positie van de wijsvinger t.o.v. de stok is zodanig dat de stok op het scharnier tussen StokMarkeringvingerkootje 1 en 2 ligt. Zie foto: stok markering.

Wat is het resultaat uit de mechanica som?

De kracht van de wijsvinger wordt 1600 g of 1,6 kg. En van de duim 1500 g of 1,5 kg.

Dit zijn grote vingerkrachten terwijl de pink niet meedoet.

Gaan we verder met opstreek naar het midden, dan gaan de duim en wijsvingerkrachten sterk omlaag tot ongeveer 650 g en de pink doet niets.

Verder opstreek komt de situatie dat het zwaartepunt van de stok precies op de snaar ligt. De stok drukt met 70 g op de snaar. Er moet dus nog 80 g bij om 150 g te krijgen.

Dat gebeurt nu met de wijsvinger, dus ook met duim, ong. 300 g te drukken.

Nog verder opstreek neemt de duimkracht af tot een lage waarde en begint de pink te drukken. Het zwaartepunt gaat nu naar links van de snaar en gaat nu een sterkere rol spelen bij het aandrukken op de snaar. De pink gaat nu druk geven.

Helemaal aangekomen bij de slof blijft voor de pink en duim over 200 g. De wijsvinger geeft slechts een lichte druk.

Het bovenstaande laat zien hoe sterk de vingerkrachten afnemen bij opstreek om 150 g op de snaar voor ff constant te houden.

In de praktijk zal de haar-snaar kracht bij ff van 150 g aan de punt niet gehaald worden omdat krachten van ong. 1,5 kg wel erg hoog zijn. Dit wordt hoger indien de afstand duim-wijsvinger kleiner wordt dan 5 cm. Streeksnelheid kan ook een ff effect geven.

Bij mf zijn de drukkrachten van duim en wijsvinger , te beginnen bij de punt, minder vergeleken met ff. Het blijft nodig om de wijsvinger richting punt te plaatsen en wat ruimte aan te houden met de middenvinger. Krachten op duim en wijsvinger zijn dan ongeveer 600g.

Bij opstreek neemt de wijsvingerkracht sterk af tot zeer laag bij de slof en de pink – en duimkracht nemen toe tot 300 g. veroorzaakt door het zwaartepunt van de stok dat links van de snaar ligt.

Bij pp zijn de krachten laag en wordt een kwestie van voelen en goed luisteren naar de klank.

Met strijken hebben we te maken met het feit dat het zwaartepunt links van de snaren komt bij opstreek. Het betekent dat het krachtenspel van wijsvinger en pink sterk veranderen.

De pink gaat nu contact maken en kracht geven. De wijsvinger vraagt minder kracht.

Ik vermoed dat deze verandering niet bewust wordt ervaren en wordt deze overgang gemeden door comfortabel op de bovenste helft te blijven. Het lijkt dan op spelen met ‘slofangst’.

Tot slot:

Het onthouden van de grootte van de krachten is volstrekt niet nodig tijdens het spelen.

Het gevoel voor krachten zal zich ontwikkelen door zelf te bedenken oefeningen.

Met ff, mf, pp, verschillende streeksoorten en fantasie kan je eindeloos oefenen en daarbij de krachten bewust voelen. En, “in de toon gaan zitten” om de klankeffecten waar te nemen, want daar gaat het om.

– Om te voelen wat de wijsvinger voelt bij ff aan de punt, neem een plastic zak en plaats daarin een colafles met 1.0 liter water en hang het zakje aan de wijsvinger, 2e kootje.

Doe hetzelfde met 0,6 liter

– Strijken ervaar ik als balanceren van de stok met wijsvinger en pink. De duim als balanspunt (zie wederom foto: stokmarkering)Altviool

– Het luisteren is altijd belangrijk, ook bij saaie oefeningen.

– Een bekende melodie spelen, zonder bladmuziek, is een aanrader. “Greensleaves” is een leukerd met klauwhouding en brede streek.

Een speler zei eens: ik weet niet wat ik rechts doe.

Na dit schrijven gelezen te hebben, hoop ik, dat de klank muzikaler klinkt.

Ies Bol, februari 2014